Dochter

Ze werd geboren op de enige dag waarop de zon niet scheen, een pauze, alsof de zomer heel even haar adem inhield. Ze was er ruimschoots voor ik haar verwachtte. Als ik haar al verwachtte, want eigenlijk durfde ik tot het laatste moment niet te geloven dat het echt zo was. Toen we de ziekenhuiskamer binnen kwamen, stond er een ledikantje naast het grote bed en lagen er mutsjes en luiers klaar. Kijk nou, zei ik tussen twee weeën door tegen de man, ze denken echt dat hier straks een baby wordt geboren.

Toen dat enkele uren later zowaar dan ook gebeurde en er een warm hoofdje onder mijn kin werd gelegd, was dat naast nog steeds onwerkelijk ook in precies dezelfde mate vanzelfsprekend. Dat dit de onze was, van wie we heel erg zouden gaan houden, en dat de tijd nú was in gegaan. Het was door die exact gelijke verdeling tussen ongeloof en overduidelijkheid, dat ik nog dagen in verwarring was. Alsof ik vond dat ik moest kiezen, voordat ik zag hoe mooi juist dat onbeslotene was.

Sinds die ene dag schijnt elke dag de zon volop en zo gebeurt het ook dat ze alle zo zorgvuldig verzamelde kleertjes voorbij groeit zonder ze te hebben gedragen. Terwijl broekjes, vestjes, pakjes, sokjes in de kast te warm liggen te zijn, ligt zij zo bloot als mogelijk tegen ons aan groter te worden. Twee centimeter en 400 gram per week moet toch bijna waarneembaar zijn, dus daar storten we ons op, uren achtereen, terwijl we tegelijkertijd druk in de weer zijn met camera’s, poëzie, plakboeken en wat al niet meer om diezelfde tijd toch ook tot stilstand te krijgen.

Er is nu al geen beginnen aan. Zoals de man tegen me zei, toen ik haar tegen beter weten in weer eens in iets te kraps had gehesen: het is maar net of je allemaal laatste keren of eerste keren ziet. Maar toch. Als ik haar voed en dat kleine muizenkoppie zo voorbeeldig zie drinken, als ze met haar handjes naast haar hoofd heel diep ligt te slapen of me juist onderzoekend aankijkt met die nog zo jonge ogen, dan voel ik in mijn hele lijf dat ik later heel erg naar nu ga terugverlangen. Naar deze zo wonderlijk egale nachten en dagen. Als vooruitgevoelde heimwee, naar het geheim van geboorte dat in ons huis hangt, maar dat we nooit écht kunnen vasthouden.

Het is er. Om ons heen. Ze is er. En dichterbij komen we niet. Maar nog nooit was het zo hoogst noodzakelijk om tenminste te kunnen schrijven.