Niko (2)
Er is een wonder in mijn buik. Ik heb het zelf gezien, het leek op zonnebaden wat het deed. Het zag er zo ontspannen uit – als het exacte omgekeerde van hoe ik me voelde. Alsof het heus zo gek niet was, dat het daar lag. Als thuis zijn. Als zondagmiddag.
Tot aan vandaag ging de tijd nog nooit zo onvanzelf voorbij. Het was of het niet wilde, alsof elk moment nadrukkelijk nodig was voor het geconcentreerde groeien in mijn binnenkant. Maar dat begreep ik nu natuurlijk pas. Het was hoe dan ook voorbij gegaan. We aten en we sliepen slecht maar duwden vroeg of laat elke dag over de rand.
En als ik sliep, dan droomde ik. In elke droom was het waar, zwanger, met dezelfde vanzelfsprekendheid als waarmee het wonder daar nu lag. Een raadsel ook. Hoe kan het dat ik het overdag niet kan geloven, maar het zo onomstotelijk waar is in al die honderd dromen? Ik ben het andersom gewend. Dat iemand pas na maanden van me houden en tegen me aan te zijn, zijn debuut maakt onder mijn bewustzijn.
Het wennen gaat nog trager dan het groeien. Niettemin: het groeit. Hij. Of zij. Het meest alledaagse wonder op aarde, maar zo onvoorstelbaar onalledaags voor mij.