Vakantie
Dat je zo ambitieus begint met het invullen van de dagen, maar al snel niet meer weet welke dag bij welk zandkasteel hoort, bij welk uitzicht welke prachtige observatie van de dochter.
Ik heb het vaker maar bij uitstek bij kampeervakanties, dat mijn hoofd steeds heen en weer beweegt tussen vroeger en nu en het me zo vreemd kan voorkomen dat wij nu de ouders zijn, niet de kinderen die meegaan en zich hele dagen vermaken bij de zee, het zwembad, met de opblaasboot en de vrienden die we maakten, maar de ouders. En hoe het hebben van kinderen zich elke minuut van de dag aan me opdringt – ‘mama, mamaaa, mama, MAMA!’ – en tegelijk zo onwerkelijk blijft. Als ze een uurtje hebben geslapen kijk ik met steeds weer verse verbazing naar ze.
Dat we een gezin zijn, dat mensen op straat naar me glimlachen omdat ze mijn blonde dochter op haar fietsje zo aandoenlijk vinden, de ogen van mijn zoon in de draagzak zo blauw. Zo warrig word ik daarvan, zo trots maar ook zo niet één met de tijd. Ik ken dat wel van mij, dat eeuwige trage, maar nog nooit wilde ik de dagen zo graag bijhalen – want veel zegt me dat dit de mooiste zijn, de langste maar de snelste, en is het minste wat ik kan doen dan niet er helemaal te zijn?
Of is dat elke keer opnieuw verbaasde, alsof elke dag weer helemaal nieuw is, nu juist het allermooiste?