Notaris
Hoezeer ik me ook had voorgenomen het uitje naar de notaris als interessant emotioneel experiment te beschouwen, de spanning en frustratie enkel te laten dienen ter inspiratie, zo gemakkelijk ging dat toch niet zomaar. Koele observatie voldeed niet, ik moest het kennelijk ook voelen. Vooruit dan, besloot ik, voor de allerlaatste keer dan maar.
De dagen vooraf ademde ik met elke haal een hoge dosis spanning in. Tot een torenhoog bouwsel in mijn buik waarvan ik maar hoopte dat het niet precies op dat officiële moment uiteen zou knallen: in het halve uur dat onder professioneel toezicht en volgens vast stramien moest verlopen. Waarbij dan onvermijdelijk onschuldige slachtoffers zouden vallen.
Met lippenstift die ik om tegenstrijdige redenen vlak voor vertrek toch nog even had bijgewerkt, parkeerde ik een rammelige fiets voor het kantoor. Klamme handen, slappe benen, hart in stukken. De bus waarmee we in de zomer naar Italië zouden rijden, stond er al. Glimmend in de zon om het verschil in rendement nog maar eens te benadrukken.
Er was een wachtkamer waarin de verkrijger en ik samen plaats dienden te nemen. Een krant om me een houding te geven, zinnen die ik repeterend las. Tegenover me iemand die geheel naar verwachting de kijk-ons-eens-ongecompliceerde-exen-zijn-houding verkoos. Of de vader die met een bokkige puber op stap was. Met ‘mooi je haar zo’ had hij het zelfs op een compliment gewaagd. Ik trakteerde op een dodelijk vermoeide blik en walgde van mijn eigen onvermogen. Zelfs beleefdheid bleek te veel gevraagd.
De andere mannen in de kamer hadden dit varkentje duidelijk vaker gewassen. Met een stortvloed aan uitleg en grijsgedraaide grappen sleepten ze alle handtekeningen in de wacht. Ik dacht je gaat nu niet huilen. Ik dacht dat doe je straks maar op de fiets. Mijn buitenkant hield vermoedelijk het midden tussen onverschillige puber en diep gekwetst meisje. Ik dacht behalve een handtekening geef ik je niets.
Na afloop wenste de financieel adviseur me vriendelijk alle geluk, waarbij hij met oprechte verbazing zei: wat heb jij angstaanjagend koude handen. Ter indicatie van hoe ik me voel, zei ik, nog zonder glimlach ook. Ik richtte mijn vertrek tot niemand in het bijzonder. Tot het einde toe bewapend tot aan mijn tanden.
Behalve dat ik mijn huis heb weggegeven zonder ook maar eenmaal in de ogen van de verkrijger te kijken, evenzeer uit woede als weerloosheid, ging op dezelfde dag de wasmachine kapot. Toen moest ik dan toch even voelen. Het almaar terugkerende beeld van wat er ondertussen gebeurde aan de andere kant van de stad: twee mensen die lachend een fles champagne openen en de zoete overwinning vieren in een warm en olieachtig bad.